|
|||
PersoonsBewijs 1941 - 1951 |
|||
|
|||
|
|||
Inleiding Verwijzingen |
|
- |
|
Extra |
|||
|
|||
Gerrit Jan van der
VEEN |
|||
|
|||
Biografie |
|||
|
|||
Veen, Gerrit Jan van der, beeldhouwer en verzetsleider (Amsterdam
26-11-1902 - Overveen 10-6-1944). Zoon van Gerrit Jan van der Veen, slager,
en Dorothea Lorenz. Hij was gehuwd op 25-11-1931 met Louise Adriana van der
Chijs. |
|||
Uit dit
huwelijk waren 2 dochters. |
|||
Van
der Veen werd, als derde zoon van vier kinderen in een uit Kampen afkomstig
gereformeerd gezin, geboren. Na de lagere school en een 3-jarige HBS in
Amsterdam volgde hij een opleiding tot werktuigkundige aan de Spoorwegschool
in Utrecht. Hij werd daarop bij de Nederlandse Spoorwegen op de tekenkamer
aangesteld. Zijn ontwikkelend kunstzinnig talent uitte zich in de
vervaardiging van tekenfilms waarvoor hij een apparaat ontwierp, en het maken
van karikaturen en houten beeldjes. Zijn inzending op een tentoonstelling van
amateurbeeldhouwers in Zaandam (± 1924) werd bekroond. Van 1925 tot 1928 was
hij op Curaçao werkzaam als werktuigkundige bij een dochteronderneming van de
Bataafse Petroleummaatschappij. Hier wist hij door vastberaden optreden een
brand op een Engelse tanker te bedwingen en uitbreiding tot de gehele
petroleumhaven te voorkomen. Een bescheiden geldbeloning van de maatschappij
stelde hem in staat naar Nederland terug te keren en zijn roeping als
beeldhouwer te volgen. Na
een examen werd hij toegelaten tot de Rijksacademie van Beeldende Kunsten
waar hij o.a. lessen volgde van prof. Jan Bronner. In 1930 ontving hij de
zilveren medaille van de prijsvraag voor de Prix de Rome. Na een korte
verbintenis met een reclamebureau, vestigde hij zich definitief als
beeldhouwer en betrok hij een der in de jaren dertig gereedgekomen
atelierwoningen in Amsterdam. Na een in materieel opzicht moeizame
aanloopperiode kreeg hij regelmatig opdrachten voor portretkoppen. Via
relaties op Curaçao kon hij een monumentale klok voor een plein in Willemstad
vervaardigen. Zijn naam raakte meer bekend door portretreliëfs aan de Herman
Gorter- en Groen van Prinstererschool in Amsterdam en de monumenten voor
prins Hendrik (Den Helder, 1935), koningin Emma (Baarn, 1937) en Wilhelmina
Drucker (Amsterdam, 1939). Na mozaïeken voor de gebouwen van de toenmalige
Javasche Bank in Amsterdam en Batavia volgde zijn laatste werk: een
beeldengroep voor het viaduct van het nieuwe Centraalstation in Utrecht dat
eind 1940 gereed kwam. Ook was hij de ontwerper van een aantal
gedenkpenningen. In januari 1940 kreeg hij via De Nederlandsche Bank opdracht
om voor de fa. Enschedé een nieuw f 10-biljet te ontwerpen, waarvoor hij zich
in de moeilijke techniek van het watermerk verdiepte; zijn ontwerp werd
echter niet aangenomen. Bij
het begin van de bezetting, juli 1940, weigerde Van der Veen als blokhoofd
van de luchtbescherming de zg. Ariërverklaring te tekenen. Dit was zijn
eerste afwijzing van een Duitse maatregel die gevolgd werd door een tomeloze
verzetsactiviteit, waarbij hij zich ontwikkelde van een volgens zijn vrienden
timide en wat saaie man tot een dominerende figuur, rusteloos zoekend naar
wegen om de vijand afbreuk te doen, geen gevaar schuwend, hetgeen hem een
centrale plaats gaf eerst in het kunstenaarsverzet, later in een der grootste
vervalsingcentrales, in de gewapende organisatie de Raad van Verzet en in De
Kern, de coördinatie van een aantal verzetsgroepen. Bij de voorbereiding van
de Kultuurkamer (februari 1942) was hij een der auteurs van een door meer dan
1900 kunstenaars en intellectuelen ondertekend adres gericht tot
Rijkscommissaris Seyss-Inquart, waarin politieke beïnvloeding van het culturele
leven werd afgewezen. Toen enige weken later tijdens een bewogen vergadering
van de Nederlandse Kring van Beeldhouwers in Amsterdam stemmen opgingen die
op een compromis t.a.v. de Duitse plannen aandrongen, verlieten Van der Veen,
de secretaris, L.P.J. Braat, de penningmeester - met medeneming van de
verenigingskas - en twee medestanders de bijeenkomst. Van der Veen bestemde
de bescheiden geldsom als eerste bijdrage voor de strijdkas tot steun van
politiek principiële kunstenaars. Van hun illegaal contactblad De Vrije
Kunstenaar dat op 1 mei 1942 verscheen, werd Van der Veen redacteur - hij had
er ook de kop voor ontworpen - en hierin plaatste hij in maart 1944 ook zijn
enige gedicht: 'Wat doe jij?', een bezielde oproep tot verzet. In augustus
1942 verscheen een pamflet van zijn hand tegen de beginnende
jodendeportaties, getiteld: Manifest bij de wederinvoering der slavernij. Het
woord was echter voor Van der Veen niet het enige strijdmiddel. Met de
toenemende Duitse druk groeide de behoefte aan steeds grotere aantallen
vervalste documenten (persoonsbewijzen, distributiebescheiden). Hij richtte
met de drukker Frans Duwaer de Persoonsbewijzencentrale (PBC) op, die na
minutieuze grafische arbeid en talloze mislukkingen een onder omstandigheden
vrijwel volmaakt produkt leverde, waarvan meer dan 65000 exemplaren in omloop
kwamen. Van der Veens ervaring bij de fa. Enschedé kwam hierbij goed van pas.
Naast dit werk in de verborgenheid, trad hij bij sabotage-acties en
overvallen naar buiten. Op 10 februari 1943 stichtte hij brand in het
Gewestelijk Arbeidsbureau in Amsterdam, maar door te weinig brandmiddelen was
de schade gering. Op 27 maart 1943 werden explosieven geplaatst in het
Bevolkingsregister in Amsterdam, er ontstond een grote brand maar de compacte
papiermassa's van de bevolkingsadministratie gingen slechts ten dele
verloren. Van de er nauw bij betrokkenen bleven bij de hierop volgende
arrestatiegolf slechts Van der Veen, de dichter M. Nijhoff, die als
oudgenie-officier voor de plaatsing der explosieven had geadviseerd, en W.
Sandberg, conservator van het Stedelijk Museum op vrije voeten. Ruim een jaar
later, 29 april 1944, was de Landsdrukkerij in Den Haag het doelwit van een
overval. Van der Veen voerde met drie medewerkers o.w. de in SS-uniform geklede
Duitse emigrant Gerhard Badrian, een zg. controle uit, overmeesterde enige
personeelsleden en maakte 10000 blanco persoonsbewijzen buit, een
aanmerkelijke verlichting voor de overbelaste PBC. Toen was ook al de laatste
grote gewapende actie waar Van der Veen aan deelnam, in detail voorbereid: de
bevrijding van een aantal gevangenen van de Sicherheitspolizei uit het Huis
van Bewaring in Amsterdam. Nadat vijf eerdere pogingen door onvoorziene
omstandigheden waren mislukt, drong ruim 24 uur na de vorige actie, in de
nacht van 30 april op 1 mei, Van der Veen en zijn groep met medewerking van
een betrouwbare bewaker het gebouw binnen, maar raakte nadat twee waakhonden
de Duitse wacht hadden gealarmeerd, in een vuurgevecht gewikkeld. Van der
Veen ontkwam en half verlamd, na door twee kogels te zijn getroffen, werd hij
naar zijn onderduikadres gebracht waar hij op 12 mei werd gearresteerd. Met
Frans Duwaer en vijf anderen werd hij op 10 juni 1944 door een SS- und
Polizeigericht ter dood veroordeeld en nog dezelfde avond in de duinen bij
Overveen, ondersteund door zijn kameraden, gefusilleerd. In
juni 1945 werd in Amsterdam de Euterpestraat, berucht geworden als zetel van
de Duitse politie, in Gerrit van der Veenstraat herdoopt. In mei 1953 werd
hem postuum de Amerikaanse onderscheiding Medal of Freedom toegekend en in
mei 1973 werd in Amsterdam een door de beeldhouwer C. Kneulman vervaardigd
monument onthuld als eerbetoon aan Gerrit van der Veen en het
kunstenaarsverzet. |
|||
A: Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, Doc. I -
Gerrit Jan van der Veen; Doc. II - Kunstenaarsverzet. |
|||
|
|||
L: Albert Helman, Een doodgewone held. De
levensgeschiedenis van Gerrit Jan van der Veen 1902-1944 (Amsterdam, 1946 2e
dr. 1976); Catalogus tentoonstelling Sonsbeek (Arnhem, 1949); A.M. Hammacher,
Beeldhouwkunst van deze eeuw en een schets van haar ontwikkeling in de
negentiende eeuw (Amsterdam, [1955]) 48-50; L.P.J. Braat, Omkranste hiaten.
Levensherinneringen (Amsterdam, 1966) 116-125; L. de Jong, Het Koninkrijk der
Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog ('s-Gravenhage, 1975) VI, 102-107,
712-723; ibidem VII ('s-Gravenhage, 1976) 717-729, 1190-1193; J.W. Mulder,
Kunst in krisis en bezetting (Utrecht [enz.], 1978). |
|||
|
|||
E.G.
Groeneveld
|
|||
|
|||
|
|||
Wat doe jij? Wat doe jij,
nu je land wordt getrapt en geknecht, Wees vervloekt
jij, die azend op 't goud van den beul, Wees veracht
jij, die slap van zelfzuchtige angst, Op de bres
voor de vrijheid, jij man van 't verzet, Grijpt hem
aan waar je kunt, hij die grijpt waar hij kan, Gerrit Jan van der Veen, 1943. (Uit de anti fascist nr.
1-2004) |
|||
|
|||
|
|||
Verwijzingen |
|||
|
|||
- Veen, Gerrit Jan van der (1902-1944), beeldhouwer, verzetsman |
|||
|
|||
|
|
||
Hoewel er naar gestreefd is correcte
informatie te verschaffen, kan niet worden gegarandeerd dat de informatie op
het moment waarop deze is geplaatst na verloop van tijd nog steeds juist is.
Aan de inhoud van deze webhalte kunnen dan ook geen rechten worden ontleend. |
|||
|