|
|||
Genealogisch Vademecum |
|||
|
|||
|
|||
|
|
Encyclopedie |
|
A |
|||
|
|||
aam, oude bier-, wijn-
en oliemaat van 1,552 hl |
|||
|
|||
aangetrouwd, door trouwen in
de familie gekomen. |
|||
|
|||
aangetrouwde familie, schoonfamilie |
|||
|
|||
aanverwant, door huwelijk verwant persoon |
|||
|
|||
aasdomsrecht, oud Fries recht
tot |
|||
|
|||
achterleen, land wat een
leenman een ander in leen gaf. De leenman hield het achterleen in volle leen
van de grondheer, waarvan hij afhankelijk was. |
|||
|
|||
achternaam, zie familienaam |
|||
|
|||
achterkleinkind, kind van een
kleinkind. |
|||
|
|||
achterneef, neef met wie men
verder dan in de vijfde graad verwant is. |
|||
|
|||
achternicht, nicht met wie men
verder dan in de vijfde graad verwant is. |
|||
|
|||
adel, stand der edelen, maatschappelijke stand waaraan een
bepaald aanzien en bepaalde voorrechten zijn verbonden. Meestal bij de
geboorte verkregen. |
|||
|
|||
adoptie, als kind
aannemen. Een aangenomen kind staat in burgerlijke zin niet meer tot zijn bloedeigen
familie en hierdoor ook niet een afstammeling wordt van zijn adoptiefouders.
In het kader van "wettige afstamming", sticht de geadopteerde
(zoon) een nieuw geslacht. |
|||
|
|||
adoptiewet, ingevoerd met de
wet van 26 februari 1956. Hiervoor was adoptie in Nederland niet mogelijk. |
|||
|
|||
afkortingen en symbolen, vervangers van
geschreven tekst in de genealogie. |
|||
|
|||
afschrift, een aan het
origineel gelijkluidend geschrift. Door een bevoegde autoriteit in de
vereiste vorm afgegeven heet authentiek te zijn. |
|||
|
|||
afstammingsbewijs, heeft alleen waarde
wanneer het gestaafd is door oorkonden, geboorte-, doop- en trouwakten,
testamenten en dergelijke documenten. |
|||
|
|||
afstammingsreeks, een in generaties
gerangschikte opgave van de wettige afstammelingen van een persoon uit een
andere persoon. Die "andere persoon" is niet een voorvader in
rechte mannelijke lijn, want dan spreekt men van een stamreeks. |
|||
|
|||
akte, een in
voorgeschreven vormen opgemaakt geschrift, door een bevoegd persoon
gewaarmerkt. Dit om als rechtsgeldig bewijs te dienen. |
|||
|
|||
allodiaal, niet leenroerig
(niet afhankelijk van een leen). |
|||
|
|||
allodium, niet in leen
gehouden goed. Eigen vrij erfgoed. Ook wel edeleigen leen of zonneleen
genoemd. Het stond in tegenstelling met het feudium, een goed in leen
waarvoor leenhulde verschuldigd was. |
|||
|
|||
ambacht, rechtsdistrict op
het platteland. Ook wel ambachtsheerlijkheid genoemd. |
|||
|
|||
ambachtsheerlijkheid, rechtsdistrict op
het platteland. Ook wel ambacht genoemd. |
|||
|
|||
april, de vierde maand
van een jaar, grasmaand, Floréal. Zie ook maanden van het jaar |
|||
|
|||
ascendenten, voorouders |
|||
|
|||
assignaat, papiergeld uit de
eerste Franse Republiek (1789-1796). |
|
||
|
|||
attestaties, verklaringen |
|||
|
|||
augustus, de achtste maand
van een jaar, oogstmaand, Fructidor. Zie ook maanden van het jaar |
|||
|
|||
|
|||
|
|||
|
|
|