WAZAMAR

Familiewapens in de Nederlanden

 

 


wp-100-algemeen-1

Familiewapens
in de
Nederlanden

Inleiding
Inhoud

Historische Geslachtswapens

Inhoud

Heraldische Wapenkunde
in de
Nederlanden

Inhoud

Heraldische Wapenregisters
in de
Nederlanden

Inhoud 

Voor reacties

 

Van den BOETZELAER

 

 

 

 

 

wp-van-den-boetzelaer-300
Van den Boetzelaer

 


Beschrijving:

Schild: Gevierendeeld: I en IV In rood drie gouden weerhaken [van den Boetzelaer]; II en III In goud een rode  leeuw, blauw getongd en genageld, overtopt met een blauwe barensteel, [Langerak], over alles heen een hartschild van zilver beladen met twee rode beurtelings gekanteelde dwarsbalken [Van Arkel].

Helmteken: Een (baronnen) kroon met een omgewende, omgekrulde, uitkomende gouden slangenkop en hals.   

Dekkleed: rood, gevoerd van goud.

 

 

 

VAN DEN BOETZELAER
(PLAAT 8).

 

Van den Boetzelaer, ook dikwijls enkel van Boetzelaer genoemd, is een Nederrijnsch geslacht, welks stamhuis Boetzelaer in het Kleefsche ligt. Het wordt reeds in het eerste begin der 12e eeuw genoemd, onderscheidde zich bereids toenmaals door zijne aanzienlijke alliantiën en zag verscheidene zijner leden met de ridderlijke waardigheid bekleed, gelijk zij in latere geslachten, beschreven werden in de Ridderschap van Holland en van Utrecht.

 

De eerste die zich in de Nederlandsche gewesten vestigde was Rutger V van den Boetzelaer, geh. met Elburg van Langerak, dochter van Jan, heer van Langerak, en van Alferade van Polanen, vrouwe voor de helft van de heerlijkheid Asperen. De andere helft kwam toe aan hare zuster, die met Arend Pieck getrouwd was en dit gemeenschappelijk bezit gaf aanleiding tot oneenigheden over de inkomsten der heerlijkheid, ten gevolge waarvan Willem van Buren, een nabestaande van Pieck, in het jaar 1460 Rutger van den Boetzelaer op zijn kasteel te Asperen doodschoot, voor welk feit hij te 's Gravenhage onthoofd werd. Van de zonen van Rutger V zette Zweder, de jongste, de linie der Heeren van den Boetzelaer tot Boetzelaer in het Kleefsche voort, die daar uitstierf.

 

Van den Boetzelaer - Langerak en Asperen.

 

Wessel IV van den Boetzelaer, de oudste zoon van Rutger V, was heer van Langerak en Asperen en voerde zijn wapen: Gevierendeeld: 1. en 4. de drie weerhaken, wegens van den Boetzelaer; 2. en 3. de leeuw met den barensteel, wegens Langerak *).

Hij overleed 31 Juli 1492 en liet uit zijn huwelijk met Judith de Mol van Leedbergen onder anderen na Rutger VI, heer van Langerak en Asperen, in 1528 geh. met Bertha van Arkel, dochter van Otto van Arkel, heer van Heukelom, waardoor het wapen van Arkel als hartschild op de kwartieren kwam.
Hij overleed 14 Sept. 1545 en liet vele kinderen na, van welke Wessel V, heer van Langerak en Asperen, den stam voortzette. Hij had tot echtgenoote Francina van Praet van Moerkerken, dochter van Lodewijk, heer van Carnisse en Barendrecht, en van Catharina van Egmond, dochter van den Graaf van Buren. Hij behoorde tot de edelen, die in 1566 het verzoekschrift aan de Landvoogdes der Nederlanden aanboden en moest voor deze en andere daden van deelneming aan de toenmalige bewegingen de wijk nemen, waarop hij in 1575 te Rossem overleed.

Zijn oudste zoon Floris, die daarbij evenzeer betrokken was geweest en ook het land moest ruimen, overleed vóór hem, en zijn vierde zoon, Daniel, die ongehuwd in 1591 stierf, werd door zijne nicht Margaretha van Praet bij testament begiftigd met de heerlijkheden Merwede en Moerkerken.

 

Rutger VII, de derde zoon van Wessel V, zette weder den stam voort en had bij zijne echtgenoote Agnes de Bailleul drie zonen:
Rutger Wessel, die volgt,
Werner Adolf, en
Gideon, stichter van de linie van den Boetzelaer-Langerak, in Utrecht en later in Holland (zie hieronder).

 

Rutger Wessel van den Boetzelaer, geb. in 1566, overl. in 1632, heer van Asperen en Merwede, welke laatste heerlijkheid hij aan de stad Dordrecht verkocht, huwde: 1e in 1598 Amelia van Marnix, dochter van den in de geschiedenis bekenden heer van St.-Aldegonde, en 2e Maria van Zuylen. Met zijne broeders Werner Adolf en Gideon verkreeg hij onder dagteekening van 14 Oct. 1612 van Keizer Matthias de waardigheid van Baron van het H. R. Rijk. Uit zijn eerste huwelijk had hij onder anderen een zoon, Philip Jacob, die reeds bij het leven van zijn vader door vrijwillige overdracht Asperen kreeg, hetgeen later aan zijne kleindochters Anna Magdalena en Maria Cornelia van den Boetzelaer toeviel.
Uit Philip Jacob's eerste huwelijk, met Anna van der Noot (zijne tweede echtgenoote was Geneviève van der Noot, doch bij deze kreeg hij geene kinderen), had hij :
a. Philip Jacob, geb. 5 Aug. 1634, overl. 24 Maart 1688, heer van Asperen, Hoog- en Aartswoude (door Anna van der Noot aangebracht), geh. met Cornelia van der Mijle, waaruit verscheidene dochters, en een zoon, Philip Jacob, overl. in 1686, heer van Raephorst (geërfd van zijn moeders moeder Agatha van Raephorst, vrouwe van Raephorst), die uit zijn huwelijk met Jacoba Margaretha van Hardenbroek geene kinderen naliet;
b. Karel, geb. 30 Aug. 1635, overl. 28 Jan. 1708, heer van Nieuwveen, die tweemaal geh. was: 1e met Anna Catharina Mus, en 2e met Sophia Ferens.
Uit het eerste huwelijk had hij een zoon, Philip Jacob, wiens zoon, eveneens Philip Jacob geheeten, geb. 23 Maart 1690, Asperen van zijne nicht Anna Magdalena erfde en in 1737 Langerak kocht, en bij diploma van Keizer Karel VI van 17 Mei 1730 tot Graaf des H. R. Rijks verheven werd. Behalve eene dochter had deze uit zijn huwelijk met Constantia Maria Dutry van Haeften Philip Maria, geb. 28 Oct. 1738, en Benjamin, geb. 29 Jan. 1742, Graven van den Boetzelaer.

Het wapen dezer Graven, wier tak is uitgestorven, was het volgende:
Schild: In blauw een gouden kruis. In een middenschild daar overheen het gewone gevierendeelde wapen: 1. en 4. de drie weerhaken van van den Boetzelaer; 2. en 3. de leeuw met den barensteel van Langerak, en in een hartschild op die kwartieren het wapen van Arkel.
Drie gekroonde Helmen.
Helmteekens:
1e een omgewende, omgekrulde, uitkomende gouden slangenkop en hals; 2e een uitkomende zilveren zwaan met opgeheven vlucht; 3e een rood-gekleed vrouwenborstbeeld met een zilveren kap op het hoofd.
Dekkleeden van al de helmen: goud en
rood.
Schildhouders: twee omziende roode leeuwen.

 

Karel van den Boetzelaer had uit zijn tweede huwelijk twee zonen:
1e Jacob Godefroy, heer van Nieuw-Aeen, geh. met Magdalena Elisabeth de Jonge, dochter van Nicolaas de Jonge, heer van Ellemeet, Schipluiden en Hodenpijl, uit welk huwelijk, behalve vier dochters, drie zonen, namelijk:
Jacob Philip, heer van Nieuwveen, geh. met Charlotte Barones van Stoeken;
Karel, gesneuveld in den slag van Fontenoy; en
Nicolaas, raad en generaalmeester van de Munt, geh. 6 Mei 1740 met Elisabeth Dorothea de Raad, vrouwe van Dubbeldam;
2e Lodewijk Willem, heer van Aarlanderveen, geb. 17 Jan. 1690, overl. 5 Juni 1733, luitenant-kolonel en ritmeester der Hollandsche gardes te paard, hoogheemraad van Schieland, 18 Mei 1726 geh. met Maria Slicher, uit welk huwelijk, behalve eene ongeh. overleden dochter, een zoon Karel, geb. 6 Aug. 1728, hoogheemraad van Schieland, meesterknaap van Holland en Westfriesland, generaal-majoor en gouverneur van de Willemstad, grootmeester-nationaal der Vrij metselaars, lid der Ridderschap van Holland, geh. met Josine Anna Petronella Barones van Aerssen van Voshol (dochter van Cornelis en van Anna Albertina Barones van Beyeren van Schagen). Hij overleed te IJsselstein 21 Sept. 1803 en had, behalve een jong overleden zoon, twee dochters, Wilhelmina, geb. 21 Oct. 1773, hofdame bij de Prinses van Oranje, later geh. met Reynhart Jan van der Meulen, predikant te Hoorn,
en Louise Albertine, geb. 5 Juni 1775, geh. met Mr. Theodore Lambert Prins.

 

Uit het huwelijk van bovengenoemden Nicolaas van den Boetzelaer en Elizabeth Dorothea de Raad, vrouwe van Dubbeldam, sproten zeven zonen en drie dochters, waaronder:
Dirk, heer van Kijfhoek, geb. 12 April 1746, overl. 5 Nov. 1819, geh. met Petronella Johanna Maria van Lennep;
Carel Vincent, geb. 13 Feb. 1748, geh. met Marie Anne Aimée Gravin van Bylandt;
Christiaan Willem, geb. 24 Dec. 1749, overl. 8 April 1810, ontvanger-generaal van Holland, geh. met Aletta Johanna Le Leu de Wilhem (dochter van Coenraad en van Catharina van Schuylenburch);
en Pieter Alexander, geb. 19 Jan. 1759, geh. met Brigitta Agatha Alewijn.

 

De evengenoemde Christiaan Willem van den Boetzelaer en Aletta Johanna Le Leu de Wilhem hadden drie zonen en twee dochters, waaronder:
Nicolaas Jacob Godfried, geb. 14 Juli 1772, overl. 18 Nov. 1805, geh. met Anna Digna van Citters;
Coenraad Carel Vincent, geb. 6 Juni 1776, uit wiens tweede huwelijk met Theodora Cornelia Elsabé van Voorst vier zonen en vijf dochters sproten;
en Willem Gustaaf Jacob, geb. 22 Nov. 1782, die uit zijn eerste huwelijk met Cornelia Hillegonda Graswinckel twee zonen had.

 

Van den Boetzelaer - Langerak.

 

Gideon van den Boetzelaer, jongste zoon van den vroeger genoemden Rutger VII, verkreeg door overdracht van zijn vader de heerlijkheid Langerak, waarmede hij 15 Oct. 1596 verlijd werd. Hij ontving, gelijk gemeld is, 14 Oct. 1612 den titel van Baron des H. R. Rijks en overleed in 1634. Hij was gouverneur van Loevestein, Woudrichem en Altena en werd in 1614 als ambassadeur naar Frankrijk gezonden. Tweemaal trad hij in den echt: 1e met Johanna van Pallandt; de kinderen uit dit huwelijk lieten geene afstammelingen na; 2e met Aloysia de Clermont-Gallerande, na zijn overlijden hertrouwd met Jacques Nompar de Caumont, Hertog de la Force, wiens derde vrouw zij was.
Uit dit tweede huwelijk sproot een zoon, Frederik Hendrik, heer van Langerak, kolonel van het Cavalerie-regiment Langerak, in den slag van Senef in 1674 gesneuveld. Deze liet uit zijn huwelijk met Juliana Ferens een zoon na, Frederik Gideon, heer van Langerak, geh. met Anna Maria Huninga van Oostwald. Hun zoon Frederik Hendrik, heer van Langerak en Schoot, geb. 15 Maart 1688, kolonel enz., huwde tweemaal: 1e met Ottiliana Philippina van Dorp, waaruit eene dochter, en 2e met Elisabeth Pauw, waaruit drie dochters en één zoon, ongehuwd overleden.

 

Carel Vincent, August Anthony Gustaaf en Mr. Pieter Alexander van den Boetzelaer, Dirk van den Boetzelaer van Kijfhoek en Coenraad Carel Vincent van den Boetzelaer van Dubbeldam, allen afstammelingen van Nicolaas van den Boetzelaer en Elisabeth Dorothea de Raad, werden bij organiek besluit van 28 Aug. 1814 in de Ridderschap der provincie Holland geadmitteerd. Bij Koninklijk besluit van 18 Juli 1819 werd de titel van Baron en Barones voor hen en al hunne wettige afstammelingen erkend.

 

Men vindt geslachtslijsten bij HOOGSTRATEN, Algemeen Woordenboek, B, blz. 287; KOK, Woordenboek, VII, blz. 634; KOK, Geslacht- en Wapenboek, I; FERWERDA , II, 2e stuk; HERCKENRODE , Nobiliaire, I, blz. 210.
FAHNE zegt in zijne Geschichte der Kölnischen, Jülichschen und Bergischen Geschlechter, II, 14: „Ueber dieses Haus enthalt das Buch Ansichten aus der Cavalierperspective, Leipzig 1836, merkwürdige Nachrichten." Het is ons niet gelukt dit werk onder de oogen te krijgen.

 

Op oude teekeningen ziet men den slangenkop van den helm soms voorgesteld in natuurlijke kleur en niet omgekruld, maar nu eens rechtop gericht, dan eens dooreengevlochten.

 

*) Langerak werd geacht uit Teylingen gesproten te zijn.

 

 

Uit:
- WAPENBOEK VAN DEN NEDERLANDSCHEN ADEL
met Genealogische en Heraldische aanteekeningen  door J. B. Rietstap.
Eerste deel, te Groningen bij J. B. Wolters, 1883, blz 32-34.

 

Meer over Van den Boetzelaer:
- http://nl.wikipedia.org/wiki/Van Boetzelaer
- http://www.eyckenstein.nl/ 

 

 

© WAZAMAR
sinds 1995

Hoewel er naar gestreefd is correcte informatie te verschaffen, kan niet worden gegarandeerd dat de informatie op het moment waarop deze is geplaatst na verloop van tijd nog steeds juist is. Aan de inhoud van deze webhalte kunnen dan ook geen rechten worden ontleend.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 



web stats
free website tracker