Ouders

XVIII

a

gezin

1860

Hermanus (Hermannus) HAMER
geb Deventer 07.02.1820
ber cipier, directeur (1856) Huis van Verzekering en Arrest.
overl
tr Leeuwarden 28.06.1851
Hendrikje PIETERSEN
geb Leeuwarden 27.08.1823
ber
overl



1860

 

Beroep van Hermanus Hamer

Cipier c.q. directeur

bronnen

 

In de Franse tijd werden de cipiers benoemd door de prefecten. In 1815 kwam hun benoeming aan Gedeputeerde Staten, na voordracht door de Colleges van Regenten. Sinds 1820 mochten slechts "uitgevallen 's Landsbedienden of gegageerde militairen of zeelieden" tot cipier worden benoemd. Tot wanneer deze bepaling gold, is onduidelijk.

Het K.B. van 1821 inzake de reorganisatie van het gevangeniswezen noemt het gestichtshoofd van de Strafgevangenissen "kommandant" en die van de overige "cipier". De kommandanten en "eerste cipiers" (adjunct- kommandanten?) zouden in het vervolg door de Koning benoemd worden en al het overige gevangenispersoneel door de Gouverneurs, op voordracht van de bestuurscolleges. In 1824 kwam ook de benoeming van de cipiers van de Huizen van Verzekering en die van Arrest aan de Koning.

De voordracht bleef aan de Gouverneurs. In 1828 gaf de Koning het benoemingsrecht van deze groep cipiers weer uit handen. Het kwam nu te liggen bij de voor het gevangeniswezen verantwoordelijke Minister. In 1822 werd een "Reglement van organisatie en bezoldiging van het personeel der Gevangenissen" vastgesteld. Huizen van Verzekering kregen de volgende personeelsformatie: één cipier, per 75 gedetineerden één knecht of bewaarder (behoudens uitzonderingen) en twee geestelijken. De Huizen van Arrest moesten het stellen met één cipier en mits er gemiddeld minimaal 10 gedetineerden waren één knecht of bewaarder (zo nodig meer). De gestichtshoofden oefenden hun taak uit volgens instructies die vastgesteld werden door de bestuurscolleges. Aan deze war en ze ondergeschikt en de bevelen ervan dienden ze stipt op te volgen.

In 1839 kwam er een algemene instructie voor de cipiers van de Huizen van Verzekering en die van Arrest tot stand. Deze kon door de bestuurscolleges worden aangevuld. Kerntaken van deze cipiers waren volgens de instructie het bijhouden van de bevolkingsregisters en verdere gevangenenadministratie en het zorg dragen voor c.q. toezien op de verzorging van de gedetineerden, de "zekerheid" in de gevangenis en de zindelijkheid ervan. Kortom: het dagelijkse reilen en zeilen. Dit alles "onder de bevelen" van de bestuurscolleges. Hoe was het nu gesteld met de Huizen van Bewaring? Het reglement van 1841 voor deze categorie gevangenissen bepaalde dat ook daar cipiers moesten zijn.

Hooggekwalificeerde krachten waren dat niet. In 1848 werd door de Minister als eis gesteld dat ze moesten kunnen lezen en schrijven. In de praktijk schortte het daaraan nog wel eens . Deze categorie cipiers werd benoemd door de Gouverneurs (later Commissarissen), op voordracht van de Colleges van Toezicht. In 1856 mochten de cipiers van de Huizen van Verzekering in de provinciehoofdplaatsen de titel van directeur gaan voeren, iets wat pas in 1886, soms nog veel later, aan de andere gestichtshoofden werd vergund. Het jaar 1886 bracht een verandering in de positie van de gestichtshoofden, zoals we bij de behandeling van de gestichtsbesturen reeds zagen.

De directeur c.q. cipier werd nu de beheerder van het gesticht. Hoewel nog steeds "onder de bevelen" van het bestuurscollege, had hij nu de volledige verantwoordelijkheid voor de dagelijkse gang van zaken en het gezag over het verdere personeel. De directeuren werden nu benoemd door de Koning, de cipiers en de overige beambten door de Minister van Justitie, na de Colleges van Regenten te hebben gehoord. Langzamerhand werd de rol van de colleges steeds meer een toezichthoudende en die van de gestichtshoofden een besturende. Zo correspondeerden, naar we zagen, sinds 1941 de directeuren rechtstreeks met het Ministerie. In de in 1953 van kracht geworden "Gevangenismaatregel" werden de nieuwe verhoudingen formeel vastgelegd. Het bewind over een gesticht kwam in handen van de directeur, binnen grenzen die hem door de Minister, al of niet bij huishoudelijk reglement, werden gesteld. Jaarlijks moest hij verslag over zijn werkzaamheden uitbrengen aan de Minister. De bij een gesticht aangestelde ambtenaren stonden onder bevel van de directeur.

Inventaris van de archieven van de instellingen van het gevangeniswezen in de provincie Groningen, (1666) 1670-1961 (1978)
- http://www.groningerarchieven.nl/

Processen-verbaal van verhoren inzake een door H. Hamer, directeur van het Huis van Burgerlijke en Militaire verzekering ingediende declaratie en het gedrag van zijn gezinsleden jegens de gedetineerden, 1877

 

- Genealogie van Hermannus Hamer
-
Berend Wierts Kunst

 

Bronnen

- Groningerarchieven
-
Genlias

Voor reacties